Handhaving

Politie en BOA zijn de personen/instantie aan wie de handhaving is toegewezen. Zowel op als aan het water heeft eenieder zich te houden aan afspraken en regels mbt overlast, vernieling, hard varen, natuurbescherming enz. Alle gebruikers zouden inbreuk op de regels moeten melden bij de politie /BOA’s.   

Handhaving van afspraken en regels met betrekking tot het gebruik van water en aanliggende gronden moet aangepakt worden door politie en BOA’s omdat alleen zij de juridische mogelijkheden hiervoor hebben. Hierover zullen zeker ook door D12P meer en betere afspraken worden gemaakt.

Handhaving bij het varen

Het gaat om controle op de snelheid (maximaal 6 km p/u), het voeren van een sticker als bewijs van de vaarontheffing, veiligheidsvoorschriften t.a.v. motorboten, de leeftijd waarop men een motorboot mag besturen, niet dichter dan 50 meter bij een particuliere oever varen of ankeren, de duur van het voor anker liggen op één plaats, maar ook het algemeen gedrag binnen het gebied op het terrein van privacy, natuur, overlast door lawaai, etc. Kortom, handhaving is meer dan noodzakelijk.

De handhaving vraagt van VWR en de D12P continu aandacht. 

Handhaving bij Ruimtelijke Ordening

Rond 2000 werd alom duidelijk dat er in de voorgaande jaren onvoldoende gehandhaafd was op Ruimtelijke Ordening. Op het gebied waren van toepassing de wet Ruimtelijke Ordening, het Bestemmingsplan Reeuwijkse Plassen, de Verordening Watergebieden en Pleziervaart (VWP) en de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV). Meer dan 15 jaar werd er in het Reeuwijkse plassengebied onvoldoende toegezien op de naleving van deze regelgeving. Met het project ‘Integrale Handhaving Reeuwijkse Plassen’ wilden de provincie Zuid-Holland en de Gemeente Reeuwijk een inhaalslag maken. Er was door de provincie en de gemeente in 1985-1986 een inventarisatie gemaakt van alle bebouwing en beplanting zonder vast te stellen of dat in strijd met de regels was. In 1999-2000 deed men deze inventarisatie over met de bedoeling streng handhavend op te treden. Bewoners en eigenaren werden gesommeerd om bouwwerken, opstallen, oeverbescherming, tegels, planken en aangelegde beplanting te verwijderen. Doordat er meerdere jaren 1985-2000 niet was gehandhaafd, maar er in feite was gedoogd, besliste de rechter uiteindelijk dat de gemeente en de provincie in gebreke waren gebleven. Na 15 jaar niet handhaven, kon redelijkerwijs van de burger niet meer worden verwacht, dat hij nog wist wat wel en niet kon.

Tevens ontbrak het aan voldoende documentatie en bewijslast. Ook was het handhaving op een zodanig gedetailleerd niveau van plankjes en afdakjes, heggen die 20 cm te hoog waren, steigers die 30 cm te lang waren, dat het een te omvangrijk, te langdurig en te duur project werd. De belasting van de Commissie Beroep- en Bezwaarschriften, eventueel daarna ook van de civiele rechtspraak, zou enorm worden. Zich dat realiserende werd alles wat in 1985 was geïnventariseerd door de provincie Zuid-Holland als legaal verklaard (brief Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, april 2003, kenmerk DGWM/2003/2948). Feitelijk een generaal pardon. Hier was het duidelijk dat de veel te gedetailleerde regelgeving van de VWP, hoe goed ook bedoeld, met het geringe aantal ambtenaren van de provincie en de gemeente niet te handhaven was. In 2003 werd de VWP door de provincie Zuid Holland ingetrokken en kreeg de gemeente Reeuwijk de verplichting de regels (Bestemmingsplan en APV) voor het gebied zelf op te stellen en te handhaven. De ‘zware gevallen’ van overtreding, geconstateerd bij de inventarisatie 1999-2000, werden alsnog aangeschreven. Er lopen nog meerdere processen. Het betreft dan veelal illegale bouw van opstallen, afscheidingen en steigers. Het is de vraag hoe dit wordt opgelost in het kader van de omgevingswet.