Dr. A. Scheygrond noemt in zijn boekje De Reeuwijkse en Sluipwijkse Plassen op pagina 29-31,(link) de jacht en de visserij als belangrijke bronnen van inkomsten en in Sluipwijk zelfs dikwijls de enige bron van inkomsten. In de jaren 30 van de vorige eeuw zag hij zelfs een economisch perspectief: “‘t Visscherijbedrijf moge thans aan de omwoners van de plassen weliswaar nog geen welstand verschaffen, ’t is toch zonder enige twijfel loonend te noemen en voor verbetering vatbaar. Evenals overal elders verdienen de visschers er wat bij met jagen enz. en dat alles geeft hen een behoorlijk, zij ’t niet altijd ruim bestaan.”
Was de jacht veelal bijverdienste, de visserij was, tot ver in de 70er jaren van de vorige eeuw voor een flink aantal mensen een bron van hoofdinkomsten. Dat aantal nam geleidelijk af. Maar begin jaren 90 was er nog steeds ongeveer een vijftigtal vissers actief met fuiken voor de palingvisserij en staand want voor de snoekbaarsvisserij. De palingstand nam kwalitatief en kwantitatief af. Er was behoefte aan een vorm van visserijbeheer.
Op initiatief van de VWR hebben 42 vissers in het gebied zich in 1992 verenigd in de VisBeheer Eenheid (VBE) als onderafdeling van de VWR. Het doel van de VBE was afspraken te maken over het beheren van de visstand en het uitzetten van vis, vooral van paling, in het plassengebied.
Omdat paling zich voortplant in de Sargasso zee en de jonge aal, de glasaal, met de warme golfstroom naar de Europese kust drijft, maar o.a. door sluizen en andere waterwerken de binnenwateren niet meer op kunnen komen, moet glasaal dus worden uitgezet. De belangrijkste afspraak was het gemeenschappelijk uitzetten van glasaal, naar rato van het aantal fuiken waar iemand mee vist. Glasaal is echter duur en het was dus niet meer dan eerlijk de kosten onder de vissers eerlijk te verdelen.
De laatst jaren wordt veel glasaal onder de kusten van Portugal, Spanje en Frankrijk weggevangen ten behoeve van directe consumptie en voor palingkwekerijen in het Verre Oosten. De prijs van glasaal werd hierdoor zo hoog dat steeds minder kon worden uitgezet.
Verder zijn afspraken gemaakt over het vrijwillig beperken van de vistijden op snoekbaars (niet in de zomer), de maaswijdten van de snoekbaarsnetten, waardoor jonge snoekbaars niet gevangen kon worden en het niet vissen op de grenzen van waterpercelen.
Het VBE jaarverslag 2006 (link) geeft een indruk van een aantal belangrijke mijlpalen tot dat moment.
Ook voor de visserij kwam er Europese regelgeving om vooral de palingstand te beschermen. Overbevissing enerzijds en te weinig instroom van glasaal anderzijds leidden tot een slechte palingstand. Hoewel de Reeuwijkse Plassen, mede door het uitzetten van poot- en glasaal door de VBE een gunstige uitzondering vormde, moesten de Reeuwijkse vissers zich ook onderwerpen aan de Europese regelgeving en die van het ministerie van LNV. Geen palingvangst in de maanden oktober en november, alleen beroepsvissers met een fiscale omzet van tenminste € 8500 en een areaal water van tenminste 250 hectare mochten blijven vissen. Deze ontwikkelingen zijn voor de leden van de VBE zeer nadelig geweest. Het merendeel van hen mag momenteel niet meer vissen. Vanuit de VBE zijn diverse initiatieven ondernomen die echter niet tot resultaten leiden. Enkele VBE zijn overgegaan tot het oprichten van een ‘economische eenheid’, een rechtspersoon, waarvan de deelnemers gezamenlijk moeten aantonen inkomsten van meer dan € 8500 te genereren en te beschikken over een areaal van tenminste 250 hectare. Dit initiatief is door de VWR nadrukkelijk gesteund. Leden van de VWR stelden schriftelijk en om niet, hun water en daarmee samenhangend visrecht, aan deze groepering van Sluipwijkse vissers ter beschikking. Deze organisatie, genaamd De Schakel, moet zich nog bewijzen.
Tussen de vissers in het Reeuwijkse is niet alles ‘koek en ei’. De 3 à 4 nog actieve beroepsmatige broodvissers zien de kleine vissers, de zogenaamde hobbyvissers of ‘vissers-voor-de-eigen-eet’ liever gaan dan komen. Deze beroepsvissers werken samen met de gemeente Bodegraven-Reeuwijk in de zogenaamde visserijpool en verzorgen ook de uitgifte van visvergunningen voor de sportvissers. Die mogen daarmee in het water van de beroepsvissers vissen. De gemeente en de beroepsvissers genereren daarmee inkomsten en hebben het monopoly. De hobbyvissers worden daar niet bij toegelaten.
De VWR heeft zich zeer ingespannen om de vissers binnen een Visserij Beheer Commissie (VBC) op één lijn te krijgen. Helaas is dat niet gelukt. Die opdracht ligt thans bij het Hoogheemraadschap van Rijnland. Of het die organisatie wel lukt, is de vraag. Rijnland praat wel met de beroepsvissers en de visserijpool, maar niet met de hobbyvissers. Ook is het nog onduidelijk of er één VBC komt voor heel Rijnland of per gebied. De VWR is voor een gebiedsgebonden VBC waarin ook een vertegenwoordiging zit van de watereigenaren. Er wordt in het water van onze leden gevist.
Acties van de VWR
- Contacten onderhouden met De Schakel.
- Bij Rijnland aandringen op een gebiedsgebonden VBC met daarin een vertegenwoordiging van de watereigenaren.